In Amsterdam is een rijke handel in huizen ontstaan. Rijke particulieren, ondernemers, vermogende families, huisjesmelkers, professionele partijen bezitten honderden, soms duizenden woningen en winkelpanden, blijkt uit onderzoek dat ik met Maarten van Dun voor Het Parool heb gedaan, op basis van openbare gegevens van het Kadaster.
Huizen zijn bedoeld om in te wonen. In Amsterdam zijn huizen vooral goede handel, met dank aan de almaar stijgende prijzen. Ruim twintig particulieren hebben meer dan honderd adressen in de stad, met uitschieters naar meer dan vijfhonderd. Honderd keer een huur van, pak hem beet, 1000 euro in de maand – echt niet hoog in Amsterdam – betekent een ton aan inkomsten per maand. En daar komt de huizenprijsstijging dan nog bovenop.
Ruim een ton aan inkomsten per maand, tel uit je winst.
Buy-to-let heeft dit fenomeen: beleggers kopen een woning, verdelen die in kleinere appartementen, die ze weer verhuren. Tel uit de winst. Inmiddels is een op acht woningen in handen van beleggers. Vorig jaar ging 16 procent van de verkochte huizen naar deze partijen, het stijgt dus snel.
Het is allemaal legaal, niets mis mee, maar verandert de stad wel. Stadsgeograaf Cody Hochstenbach van de UvA wijst erop dat deze beleggers reguliere woningzoekenden uit de markt prijzen met hun diepe zakken; ze hoeven veelal niet eens een hypotheek af te sluiten.
Ook zorgt buy-to-let voor veel verhuur en dus verhuisbewegingen en dat niet goed voor de samenhang in de buurt. Geen wonder dat de politiek zich zorgen maakt over deze ontwikkeling. De gemeenteraad eist onderzoek en actie. Wethouder Laurens Ivens maakt zich als SP’er uiteraard grote zorgen over de macht van dit grootkapitaal op de woningmarkt en komt begin 2018 met maatregelen.